En dan word je de patiënt.
Mama-kanker-niet
Ik lig op de tafel en kijk om me heen.
Mensen lopen druk heen en weer, zoeken gereedschap, praten met elkaar, kijken
op hun scherm en noteren. Er worden mij enkele vragen gesteld, zonder
oogcontact.
“Welke kant?”
“Links”
Ik had al op voorhand bedacht dat ik voor
links zou gaan. Mijn rechter arm gebruik ik immers meer.
Toestellen worden verplaatst en ik
krijg het gevoel dat ik niet het standaard antwoord heb gegeven.
De assistent schuift de molton wat
opzij en ontsmet de huid boven mijn borst. Ik begrijp er niets van. In de
folder stond toch duidelijk dat de PICC-katheter in de arm geplaatst wordt. De
vrolijke verpleegkundige met de roze Birkenstocks had het me vorige week zo
uitgelegd.
Ik protesteer. De assistent kijkt
naar de professor.
“Het is echt veel makkelijker als de
katheter boven de borst geplaatst wordt. Op de raadpleging zeggen ze dat vaak
nog anders aan de patiënt. We doen het al een tijdje zo, hoor. Tja… dat is een
beetje vervelend. We moeten daar eens
met hen over praten.”
Als een geoliede machine gaan de assistent en 2 verpleegkundigen
verder met de voorbereiding van de ingreep. Tangetjes en kompresjes worden
klaar gelegd op een tafeltje. Er wordt een groen doek op mijn buik gelegd. Het
scherm waarop de assistent de weg van de katheter zal kunnen volgen, wordt goed
gepositioneerd. Alles verloopt zonder
woorden. Een groot doek met velcro rand, wordt in mijn hals gekleefd en op mijn
hoofd gelegd. Het doet me een beetje denken aan een keizersnede. Ik zie niets
van wat er achter het doek gebeurd. Ik voel hoe materiaal op mijn buik gelegd
wordt. Plots overvalt een intens gevoel van eenzaamheid me en kan ik mijn
tranen onmogelijk bedwingen. Het wordt nat en kriebelt op mijn gezicht. In een
reflex hef ik mijn hand op om ze weg te vegen. De machine reageert, want enkele
tangetjes glijden van mij af. Mijn laatste restje waardigheid verdwijnt, als
iemand de tranen afveegt die het proces verstoorden.
Vanachter het doek, vraag ik of de
ingreep zal starten en of ik geen infuus nodig heb voor de verdoving.
“Nee hoor, mevrouw, de verdoving
gebeurt met plaatselijke injecties. Ik praat je hierdoor heen. Je zal wel zien.”
Eindelijk komt de professor erbij
staan en begint de assistent aan de spuitjes. Ze zegt hem woord voor woord wat
ze doet, terwijl ze de katheter verder doorschuift door een bloedvat tot nabij
mijn hart.
Het lijkt gelukt te zijn, want ik
hoor voetstappen van me weggaan. De machine begint met de opruim. Ik voel iets
zachtjes trekken en een kompres wordt op mijn huid gelegd en vastgekleefd.
Eindelijk wordt het doek weggehaald.
De assistent maakt aanstalten om ons nooit begonnen gesprek af te sluiten.
“Wanneer mag ik hiermee douchen?”
“Oh, euh, niet.”
“Hoe lang blijft het zitten”
“Dat kan variëren van 6 maanden tot 2
jaar.”
Mijn ogen schieten ter hulp naar de
verpleegkundigen.
“We zullen een waterdichte
kleefpleister aanbrengen. Dan kan het wel. Kort.”
Het klaart verder op in mijn hoofd,
als ik besef dat ik terug mag naar het kleedhokje.
Ik zet me even op het krukje en kijk
naar het oranje met paarse leidinkje dat zo’n 20 cm uitsteekt. Het voelt als
een brandmerk, een jodenster. Vanaf nu ben ik de "patiënt".
Dit is nu ruim een jaar geleden. Een schrijfopdracht voor mijn opleiding Schrijfatelier bracht me terug in de tijd... Vandaar dat ik dit nu, zoveel later, post. Matthijs vond die katheter ook vreselijk, hij kokhalsde als hij hem zag. En Olivia... voor haar was het moeilijk om te doen alsof alles ok was. Ze was en is "groot in haar hoofd".
BeantwoordenVerwijderenInmiddels is de katheter er alweer uit en is er enkel nog een minuscuul litteken. Om de 3 maanden word ik nog opgevolgd. So far so good.